Hij haalde daar zijn middenstandsdiploma en deed ook Engelse en Nederlandse correspondentie. Dat was wel in zijn voordeel toen hij machinezetter wilde worden. Hij gaat werken aan de loodmachine d.w.z. dat hij aan een soort typemachine zit. Met die machine kunnen complete letters tekst gezet worden. Als de complete regel gezet was, werd de regel gegoten.
Het toetsenbord lijkt in niets op het toetsenbord van een computer. Links de kleine letters (onderkastletters), rechts de hoofdletters (kapitalen). Ook de speciale tekens en de spaties zitten rechts.
De hele dag zit hij in een ruimte met weinig ventilatie, dampende loodpotten en veel loodstof. Bepaald ongezond. ‘Maar zo ging dat in die tijd’. Het lood werd vloeibaar gemaakt op een temperatuur van 280 graden Celsius. De mensen, die het lood smolten kregen het advies veel melk te drinken tegen loodvergiftiging. De smelters kregen die melk gratis aangeboden van de firma. Piet verdient nu meer dan hij als handzetter verdiende. Hij krijgt in plaats van fl. 1,- per uur nu fl. 1,10. Het lijkt niet veel, maar het was toch 10% loonsverhoging. Van zijn brutoloon ging nog veel af. Er moest worden betaald aan het pensioenfonds en ook aan het Algemeen Sociaal Fonds. Verder was er nog het particuliere fonds ‘Onze Gezondheid’. Dat was specifiek voor de grafische sector bestemd. Het fonds had een eigen herstellingsoord in Zeist. De werknemers moesten naar dat herstellingsoord, omdat er vanwege het werken met inkt en lood vaak t.b. bij hen voorkwam. Verder kregen zwangere vrouwen versterkende middelen verstrekt via dit fonds. Ook nu het fonds is opgeheven (het geld, dat nog in het fonds zat is overgeheveld naar het ASF) zijn er nog allerlei voordelen: zo krijgt Piet een hoge tegemoetkoming voor zijn hoorapparaten.
De werkweek duurde 48 uur. Er werd dan gewerkt van acht uur tot half een. Na een pauze van anderhalf uur werd dan nog gewerkt van twee tot zes. Ook op zaterdagmorgen werd nog gewerkt. Later werkt Piet ook wel in ploegendienst. Dat was dan van 6.00 uur tot 13.00 uur of de langere dienst van 13.00 tot 22.30 uur. In de ene week werd er dan dus korter gewerkt dan in de andere. Maar in totaal werkten ze gemiddeld dan 42 uur. Het werk in de ploegendienst werd beter betaald. Dat was maar goed ook! Het grafische vak was dan wel elitair, dat was echter niet af te lezen aan het salaris. In het begin verdiende Piet fl. 9,60 per week. Als hij de grafische opleiding met succes heeft afgesloten krijgt hij er 1 of 2 cent per uur bij. Als ze later van de Voorstraat naar de Gildestraat verhuisd zijn zeggen ze uit de gein wel eens tegen elkaar: ‘Daar aan de overkant verdienen ze meer dan wij’. Tegenover de fa. Kok stond het gebouw van de Sociale Werkplaats (nu I&M). Toch voerde de fa. Kok een sociaal beleid. Toen er in de jaren voor de oorlog veel ontslagen vielen vulde Kok het pensioengeld, voor de jaren dat de werknemers niet gewerkt hadden, aan. In 1956 werd de AOW ingesteld (‘Ze gingen van Drees trekken’) en samen met het grafisch pensioen was daar goed van te leven. Maar ook toen werkten de mensen al wel tot hun 67-ste of 68-ste jaar! Dat ze bij Kok een sociaal beleid voerden bleek ook wel uit het feit dat de weduwen van de werknemers elke week een envelop kregen. Een weduwen of wezen verzekering bestond nog niet.
Op de werkvloer is het verschil tussen de werknemers goed te zien. De letterzetters hebben stofjas of grijze overal aan. De machinezetters een gele overal en de drukkers een blauwe overal. Het is verboden op het werk te roken, maar dat valt sommigen heel zwaar. Stiekem wordt er dus toch gerookt. De baas komt toch maar een of twee keer per dag en dan kun je het wel gokken. Jammer genoeg komt hij ook wel eens onverwachts binnen. De pijprokers stoppen dan gauw de pijp in de zak van hun stofjas, maar dat gaf wel problemen als de baas te lang bleef hangen! Tabakspruimen was wel toegestaan en de vooral oudere werknemers maakten daar gretig gebruik van. Naast hen stond een kwispedoor (een spuugbakje) waarin ze de tabaksstraal met grote nauwkeurigheid deponeerden.