Ze moesten Aleid of zijn familie niet te na komen. Zijn moeder werd eens nogal onheus bejegend door een klant. Hij zou die klant moedwillig voorbijgereden zijn zonder olie te leveren. Ze was overstuur toen hij thuiskwam. Aleid ging meteen naar die klant en vertelde hem dat hij zijn moeder niet liet ‘uitvloeken’. ‘Ik zei hem ook dat hij mij voor het laatst gezien had’.
Van de oliecrisis hebben we weinig last gehad. Er waren natuurlijk wel allerlei geruchten over tekorten, maar dat viel allemaal erg mee. De olie, zo zeiden de mensen, zou wel op de bon komen, maar dat gebeurde niet. Wel waren er een paar autoloze zondagen’.
*Opm.: Dat was in 1973 tijdens de Jom Kipoer oorlog. Israël werd aangevallen door een groot aantal Arabische landen. Nederland koos de zijde van Israël. De oliekraan werd dichtgedraaid door een aantal Arabische landen en de regering besloot dat er dan maar niet op zondag gereden mocht worden.
Veel hielp dat echter niet, want de mensen gingen nu al op zaterdag de weg op. Ze gingen dan zondagavond laat weer terug.
Uit die tijd stamde het liedje: ‘Den Uyl zit in den olie, in den olie zit Den Uyl’. Vader Abraham zong dat samen met boer Koekoek. Het werd een echte carnavalskraker!
Aleid: ‘Het waren wel rare tijden, want we hadden klanten, die met een melkbus kwamen aanzetten om extra (gas)olie in te slaan’.
‘Mijn vader is lang blijven venten. Uiteindelijk kon hij geen paard meer ruilen bij het woonwagenkamp. Ze hadden daar zelf geen paarden meer voor hun woonwagen.
Het laatste paard dat hij van hen ‘kreeg’ was een uitstekende draver. Dat was eigenlijk geen ‘kidde’, maar een echt paard. Het had wel een probleem aan een van zijn benen, maar kon heel hard galopperen.
Voor ons was het een hoogtepunt als we moesten venten langs de Haatlanderdijk.
We draaiden daar altijd bij Schokbeton (bij de woning van de portier). Meestal waren we er tegen vijf uur. De dag zat er dan op voor de mensen, die er werkten. Met honderden tegelijk kwamen ze op de fiets het hek uit. Veel jonge werknemers van ‘de Skok’ probeerden dan op het fietspad onze draver bij te houden. Dat lukte bijna nooit. Wat een feest.
Maar er moest wel een heel goede rem op de wagen zitten, want de draver was bijna niet tot stilstand te brengen!
Die rem was nl. al jaren kapot, maar werd nu weer snel gerepareerd.
Nu werd er gevent met een motor driewieler. ‘Het was een ouwetje van de kruideniers Schinkel en Held uit de Wilhelminalaan. Ook Hoekman van de Noordweg maakte deel uit van Sperwergroep, die gezamenlijk inkochten. Met die driewieler hielp mijn broer Jan mijn vader met venten’.
Later kwam Jan in dienst bij Aleid.