De sigarenmaker

Tinus Vinke

 

‘Daar word ik zo ziek van’.
Tinus Vinke zucht maar eens. Alweer iemand die het over zijn sigarenmakers vak wil hebben. Maar vooruit hij is de beroerdste niet en eigenlijk houdt hij ook wel van vertellen.
‘Ik begon als 13-jarige te werken in het fabriekje van mijn vader’.
Er moest brood op de plank komen en daarom moest ook Tinus eraan geloven. Hij werkte vijftig uur per week en hij kreeg daarvoor 50 cent. Later kreeg hij 10,- gulden in de week.
Tinus is al 88 jaar oud en zit op zijn vaste plek in de ‘Olifant’ waar hij met de hand sigaren rolt. Hij heeft daar nu ‘een baan voor het leven’. Het woord ‘stoppen’ komt niet in zijn woordenboek voor. Hij werkt hier vanaf 1996. Na zijn pensionering verveelde hij zich en ging eerst maar eens helpen bij de Olifant. Dat is uit de hand gelopen en nu werkt hij ieder dag van 9 tot 14.15 uur.
Een redelijke gezondheid, een optimistisch karakter en vooral gedrevenheid voor het sigarenmakervak.
‘Vroeger waren er in Kampen 114 fabriekjes’ en ‘Al vanuit de moederschoot was ik met de sigaren in de weer’.

Die laatste opmerking maakt hij vanwege het feit dat het hele gezin meehielp bij de productie van de sigaren, dus ook zijn moeder. Het was wel ongezond werk, want je zat de hele tijd in het stof.
Hun fabriekje stond aan de Graafschap.
Zijn vader overleed al jong. Hij werd 60 jaar. Omdat er geen geld was voor machines stopten ze met het bedrijf. Die fabriek had de mooie naam Viro een samensmelting van Vinke en Roelof (de voornaam van zijn vader).
Tinus ging aan het werk bij v.d. Sluis. Later bij Oud Kampen. Bij Oud Kampen maakten ze 1 of 2 miljoen sigaren per jaar. Uiteindelijk werden Oud Kampen en andere sigarenfabrieken, zoals Willem II (Valkenswaard) en Ritmeester (Veenendaal) overgenomen door het Duitse Dannemann.

Tinus Vinke sigarenmaker

De jaarproductie daar lag op 60 miljoen sigaren. Tinus gaat ook in Duitsland werken en wordt uitgezonden om de sigaren te promoten. Hij komt daarvoor in Duitsland, Zwitserland en Oost Duitsland.

De sigaren bestaan uit drie bestanddelen. Het binnengoed, het omblad en het dekblad. Het omblad is het duurste bestanddeel. Het wordt geselecteerd op nerfstructuur, aroma en kleur.
Voor het binnengoed is er keus uit 22 soorten tabak.
De sigaar (het binnenblad en het omblad) gaat in een vorm en wordt geperst. Na anderhalf uur worden ze een kwart slag gedraaid en weer onder de pers gezet. Dat duurt in totaal 3 uur. Om geur, smaak en soepelheid van de sigaar te bewaren moet ze opgeslagen worden in een luchtvochtigheid van 60 tot 70%.

Hij heeft nog ‘schik’ in zijn werk. Hij rolt nog zo’n 700 sigaren per week. Senoritas, bolknak, tuitknak, halve en hele corona’s en sprietjes rollen onder zijn vingers. De sprietjes gaan weg voor € 5,50 per 5 stuks. Dat is nog goedkoop, want de halve corona kost € 4,50 en de hele € 8,- per stuk. Tinus heeft ze dan ook handgerold. Ze zijn dan lekker ‘hoppig’, vertelt hij. Dat betekent dat ze minder hard zijn dan de sigaren die uit de machine rollen. Tinus zegt dat het allemaal om gevoelswerk gaat.
Om de sigaar komt een mooi bandje van ‘de Olifant’. Ook wordt er op een tweede bandje vermeld dat het om een ‘limited edition’ gaat.
Bekende Kamper sigarenmerken zijn ‘Uiltje en ‘Balmoral’.
De meeste omzet van de Olifant gaat naar Duitsland. Het gaat dan wel om 5 miljoen sigaren. Tinus: ‘En die zijn wel duur’.

machine bij de Olifant

Toch heeft de sigarenfabriek de wind niet mee. Natuurlijk is er de tabakswet van 1990, die steeds verder werd aangescherpt. Er moest een speciale ruimte komen voor rokers. Dit ter bescherming van de werknemers. Er kwam een speciale zaal voor de testers van de sigaren.
Ook mocht er geen reclame meer gemaakt worden en kwamen er waarschuwingen te staan op de sigarendoosjes, dat roken schadelijk voor de gezondheid was.
Tinus mocht niet meer buiten de zaak werken om te laten zien hoe sigaren gemaakt werden.
Hij genoot juist erg van deze demonstraties.
Een tweede reden voor de zwaardere tijden in de tabakswereld lag wat verder weg. Het wordt steeds moeilijker om aan goede tabak ter komen. In Indonesië worden steeds meer tabaksplantages vervangen om aan de voedselproductie tegemoet te komen. Wel te begrijpen omdat bv. op Java een enorme bevolkingsgroei plaatsvindt.

Zelf rookte Tinus heel veel sigaretten. Vooral zware shag. Hij is van het ene op het andere moment gestopt. Heeft trouwens ook altijd zijn eigen sigaren gerookt!

In de ruimte naast Tinus’ werkplek worden door 3 jongedames sigaren in doosjes met het opschrift ‘de Olifant’ gedaan. Ze verwerken zo’n 7000 sigaren per dag. Overal op tafel staan de stapels doosjes. De verdiensten zijn gemiddeld iets hoger dan in andere bedrijven. Suzanne, Bertina en Rianne zijn tot elkaar veroordeeld. Het is dus mooi meegenomen als je dan goed met elkaar kunt opschieten en dat is zo te zien geen probleem! Suzanne werkt hier al 13 jaar en Bertina 25 jaar. Zij selecteren de sigaren op grootte en kleur.