25 september 1950

25 september 1950

 

De Artiesten:

 

De eerste NIWIN- artiest, die in Indonesië optrad, was de violist Willem Noske. Het is eigenlijk onnodig te vermelden, dat Noske zich door zijn muziek bij de troep geliefd maakte. Het is eveneens onnodimage308ig te zeggen dat de violist door zijn persoonlijke karaktereigenschappen, die hem tot in het figuurlijke hart van de troep brachten, de-zeer moeilijk te verwerven-gunst van de soldaten verdiende. En zo zijn er na Noske meer geweest, die duizenden kilometers door de lucht en nog vermoeiender kilometers over land hebben afgelegd om de jongens datgene te bieden, waaraan zij na vaak maandenlange krachtsinspanning in ’t veld, op de meest afgelegen plaatsen behoefte hadden: geestelijke ontspanning.
Van de 473 artisten, die Indonesië bezochten, sneuvelden er elf. Het gehele gezelschap van Hans Snel kwam bij een vliegtuigongeval in Nieuw- Guinea om het leven. Johan Gütlich , die een programma van kamermuziek verzorgde, verongelukte reeds in 1946, toen een Dakota in de bergen bij Bandoeng neerstortte. De violist Van der Vegte en zijn ega verloren het leven bij Calcutta, toen de KLM- Constellation met dertien Amerikaanse journalisten in slecht weer tegen een heuvel vloog. Thans zijn er nog slechts 14.000 man in Indonesië. Voor het einde van het jaar zullen deze Nederlandse troepen vermoedelijk afgevoerd zijn, dat is in ieder geval de bedoeling.
Hun geestelijke verzorging is thans deels opgehouden. Maar toch kunnen ook de laatste achtergeblevenen nog profiteren van de offervaardigheid, waarmee het Nederlandse volk de gaven voor de strijdkrachten in de laatste vier jaren bijeen bracht. Want ofschoon een gedeelte van deze gaven moest worden afgeschreven, is er toch nog wat achtergebleven van de 32 cantinewagens, 75.000 gramofoonplaten, 13.000 muziekinstrumenten, 1400 radiotoestellen, 31 radio- distributie- apparaten voor hospitalen, die naar Indonesië een weg vonden.
Geen belangstelling meer voor gezelschappen.
En in deze tijd van wachten op transport naar huis komen de 1260 kisten met sportmateriaal(totaal gewicht 163.000 kilogram), 863 rimboekisten en 14 filmjeeps, voor zover nog aanwezig goed van pas. Want veel belangstelling voor gezelschappen hebben de jongens de laatste tijd niet meer gehad. Zij zitten hoofdzakelijk in de grote centra, zien dus bij tijden een film, ‘slaan’ de tijd overdag dood met sport en spelen, en kunnen zich gemakkelijk in bezit stellen van één of meer der één millioen boeken of 22 millioen tijdschriften, waarmee Nederland hen deze jaren heeft bedacht. De belangstelling voor gezelschappen was aan het tanen, omdat de jongens beu werden van alles, nerveus van het lange wachten om naar huis te mogen gaan.
‘Ga maar weer terug’.
Adri Oorschot is het eens bij Lemah Abang, zestig kilometer van Djakarta, overkomen dat hij en gezelschap werden verwelkomd met een:
‘Ga maar weer terug’. De jongens, wachtend op afvoer naar Nederland, hadden voor de zoveelste maal in successie de boodschap gekregen, dat hun vertrek moest worden uitgesteld.
Maar Van Oorschot heeft anderzijds toch wel grote voldoening van zijn ‘tijd’ in Indonesië gehad. Te Bandjar (West Java), kon het daarbij tijdens één der politiële acties gebeuren, dat de goochelaar alsmaar kaarten, ballen, pluimvee en wat konijnen door de lucht werpend, daar plotseling tussendoor een handgranaat zag neerdalen, die door het dak kwam en afging, de jongens de verzuchting ontlokkend: ‘Dat is een rot- truc’.
De taak van de NIWIN is beëindigd. De materiële verzorging van de strijdkrachten door de NIWIN zal echter doorgaan tot de laatste Nederlandse soldaat aan boord is gegaan van het laatste troepentransportschip, dat uit Indonesië naar Nederland kwam.

Problemen

Welke Nederlander is in Indonesië nog onmisbaar?

Vijf jaren na de Japanse capitulatie stelt de nuchtere Nederlander, die in Indonesië van nabij de politieke, economische en sociale ontwikkelingen heeft gadegeslagen, zich over het algemeen drie vragen:
‘Wanneer moet ik weg, hoe kom ik weg, waar moet ik heen?’ Behalve wellicht in sommige handelskringen en bij werknemers bij grote maatschappijen en instellingen, valt een toenemende bezorgdheid te constateren onder de Nederlanders.
Evenals indertijd de ambtenaar, staat thans de particuliere werknemer voor de vraag: ‘Ben ik een der onmisbaren?’ Hij ziet dat in de advertenties meer en meer Indonesische krachten gevraagd worden voor ‘opleiding tot verantwoordelijke functies’, al worden daarnaast nog wel Europese technische krachten gevraagd voor leiding in technische bedrijven. Er wordt echter op ‘dure’ Europese krachten bespaard.
De vervanging van Nederlandse krachten door Indonesische als gevolg van de noodzaak tot bezuiniging, is voor de maatschappijen bedrijfs- economisch zeker verantwoord. De lasten zouden anders bij een depressie te zwaar worden.
Een voorbeeld:
Want wat kost een Europese kracht aan de gemiddelde maatschappij? Hier volgt een voorbeeld, zij het dan een zeer globaal. Een kracht met een basissalaris van 1.000 roepiah (theoretisch equivalent van 333 Nederl.Crt.) geniet in Indonesië- indien hij getrouwd en bijv. twee kinderen heeft- doorgaans toeslagen, gemakshalve te stellen op veertig pct. Hij geniet dus in ons voorbeeld een bruto- salaris van 1400 roepiah. Daarbij komt dan nog een gratificatie. Een gratificatie van twee maanden betekent voor de maatschappij tevens een aankoop van deviezen-certificaten tot 200 pct. van het gratificatie- bedrag. Bij een gratificatie van 2.000 roepiah betekent dat een extra uitgave van 4.000 roepiah. Vele maatschappijen zijn er daarom reeds toe overgegaan de helft der deviezen-certificaten op rekening van de Nederlandse werknemer te brengen.
Een pensioen voor de uitgezonden kracht komt de maatschappij op het volgende: de employé betaalt maandelijks bijv. zes pct., de maatschappij betaalt voor hem, laten we zeggen tien pct. aan pensioenpremies. In totaal, bij een basis- salaris van 1.000 roepiah, dus 16 pct. of 160 roepiah per maand pensioenpremie. Transfer naar Nederland kost drie maal dit bedrag of 480 roepiah per maand. De maatschappij betaalt driemaal 16 pct. minus hetgeen de werknemer betaalt ad zes pct. , dus 42 pct. van het maandsalaris in roepiahs. Recapitulerend betaalt een maatschappij voor een Nederlandse werknemer voorgenoemde voorbeelden.
a. basissalaris plus toeslagen: 1.400 roepiah per maand;
b. gratificaties 2.000 plus 4.000 roepiah voor deviezencertificaten is 6.ooo roepiah per
jaar, dan wel 500 roepiah per maand;
c. pensioenpremies en aankoop deviezencertificaten: 41 pct. van 1.000 roepiah of 420 roepiah
per maand.
In totaal zijn de personeelskosten voor deze ene werkkracht dus 2.320 roepiah per maand of 27.840 roepiah per jaar.
Het is aan de hand van dit voorbeeld duidelijk dat slechts in tijden van hoogconjunctuur dergelijke salarissen zijn te betalen. De geringste depressie- en deze zal niet kunnen uitblijven- zal noodlottige gevolgen met zich meebrengen.
En dan zou het licht kunnen gebeuren, zoals de dertiger jaren leerden, dat Nederlandse weknemers in Indonesië bij hun verlof naar Nederland, het advies meekrijgen serieus naar een andere betrekking uit te zien. Een verlofregeling brengt voor een maatschappij mee de verplichting van bijv. 2e klas passage, dat is 1200 roepiah voor volwassenen en een verlof- salaris van ongeveer drie kwart van het basis- salaris (in genoemd voorbeeld 750 gld. Ned.Crt. zonder aftrek van belastingen).

 

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.