november 1950

november 1950

Hoog Militair Gerechtshof:

 

Liquidatie van Indonesiërimage406

Op 26 Juli 1947 werd de Indonesiër Saldi te Tjimalaka, ongeveer 50 km van de hoofdweg naar Bandoeng, door Nederlandse militairen geliquideerd, Dezer dagen stonden terzake van het gelasten dan wel het toelaten van moord de sgt. Sm. en terzake het plegen van moord de soldaat L. voor het Hoog Militair gerechtshof te ’s Gravenhage terecht.
In eerste instantie werden beiden door de Krijgsraad te Velde in Indonesië vrijgesproken. Nadat het fiat executie door de commanderend generaal op dit vonnis was geweigerd, besliste de Kroon dat deze zaak als gewone appelzaak voor het H.M.G. zou worden behandeld. De advocaat-fiscaal vorderde, rekening houdende met de omstandigheden, vernietiging van het vrijsprekende vonnis en veroordeling van Sm. tot twee maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk, terwijl ten aanzien van L. bevestiging van het vrijsprekend vonnis vroeg, omdat het gegeven bevel door deze beklaagde onder deze omstandigheden als rechtmatig kon worden aangemerkt.
Ter terechtzitting bleek, dat de sergt. Sm. uitdrukkelijk opdracht tot liquidatie aan soldaat L. had gegeven. Saldi werd verdacht van diefstal van militaire kledings- en uitrustingsstukken, terwijl de sergt.-tolk N., onder wiens invloed sergt. Sm. zou hebben gehandeld en van wie bekend was, dat hij zeer bruut optrad, zou hebben vernomen, dat Saldi vergiftigingspogingen zou aanwenden om de patrouille van zeven man, de enige die te Tjimalaka onder 10.000 inwoners het gezag tijdens de actie moest handhaven, uit te roeien. Beklaagde verklaarde, dat hij geen onderzoek kon instellen naar de waarheid van de vergiftigingsplannen. Het contact met zijn commandant moest geschieden door het aanhouden van convooien, die soms met tussenpozen van een dag voorbijkwamen.

Profiteurs

Pakketten kwamen niet aan in Indonesië:
Werkster bedroog gezinnen van KNIL- militairen.
‘Na de oorlog zijn vele familieleden uit Indonesië naar Nederland gerepatrieerd en hier in een pension opgenomen. Deze mensen trachtten dan nog iets te doen voor hun echtgenoten, die in Indonesië achterbleven. Dikwijls vielen zij dan in handen van een bedriegster als u’. Dit zei de president van het Amsterdams gerechtshof tegen de 28-jarige mevrouw P. uit Utrecht, die begin 1947 werkzaam was in het tehuis ‘Welgelegen’ te Oudenrijn, waar gerepatrieerde gezinnen van KNIL-militairen werden ondergebracht. Zij was toen nog niet getrouwd. In het tehuis vertelde zij, dat haar echtgenoot in Engeland was en binnenkort naar Indonesië zou vertrekken. Een drietal families verzocht haar daarop te vragen of deze pakjes wilde meenemen voor aan haar verwante KNIL-militairen. De werkster stemde daarin toe en ontving inderdaad drie pakketten. Met deze pakketten ging zij naar een kennis, mevr. L. (wegens heling vervolgd) en trof daar ook P. (toen nog haar verloofde) aan. De pakketten zijn toen opengemaakt.
De eetbare inhoud werd verorberd, een reisnecessaire heeft P. zich toegeëigend. De zaak kwam uit toen de betrokken gezinnen op vragen of de pakketjes waren aangekomen van de echtgenoten in Indonesië een ontkennend antwoord kregen. De rechtbank in Utrecht veroordeeld mevr. P. en mevr. L. tot drie maanden gevangenisstraf. De procureur- generaal vroeg bevestiging van deze vonnissen. Het hof zal 22 November uitspraak doen.

 

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.